Winnaar schrijfwedstrijd Dubbelleven

17 december 2022

Verzwegen verleden door Ine Kiekens

‘Mam, moeten we echt mee?’ De jengelende stem van mijn tienerdochter doorbreekt het irritante gebliep uit de computer waarop mijn oudste zoon nog onverstoorbaar een spelletje zit te spelen.

            ‘Lieverd, je weet dat we iedere zondag naar oma gaan.’ Met de toppen van mijn vingers wrijf ik over mijn slapen.

            Het is nog maar ochtend en ik ga nu al gebukt onder het hoogste standje barstende koppijn. Elke keer verloopt het volgens hetzelfde scenario: Lana zeurt en Liam doet alsof zijn neus bloedt. Uiteindelijk gaan ze altijd wel mee om hun oma te bezoeken, maar de spanningen vooraf maken dat de sfeer op zondag te snijden is.

            ‘En als ik nu eens niet wil?’ Lana kijkt me uitdagend aan, de handen in haar zij. ‘Oma is net een baby. Ze beseft niet eens of ik er ben of niet.’

            ‘Lana! Zo spreek je niet over je grootmoeder!’

Mijn man schenkt zich nog een kop koffie in.

            ‘Zeg jij toch ook eens iets,’ bijt ik hem toe.

Hij kijkt verbaasd op van zijn krant, zich van geen kwaad bewust.

‘Neem je wel je pilletjes voor je bloeddruk, schat? Zo opgejaagd ben je ’s morgens nooit.’

            Dat is de druppel. Ik gooi de rest van mijn sandwich op tafel en storm de keuken uit.

Niet veel later weerklinken er voetstappen op de trap.

            ‘Mam?’ Lana staat beteuterd in het deurgat te kijken. ‘Ik bedoelde het niet zo, over oma.’

            Ik klop uitnodigend naast me op het bed.

            ‘Ik… ik vind het gewoon niet leuk als ze weer doet alsof het oorlog is en de hele tijd over de Duitsers praat.’ Mijn dochter rolt met haar ogen en ik geef haar een kneepje in haar hand.

            ‘Dat begrijp ik, lieverd. Maar oma doet dit niet met opzet, dat weet je. Bovendien had oma geen keuze tijdens de oorlog. Ze moest voor de Duitsers werken om haar familie te ondersteunen. Dat komt nu allemaal terug, omdat ze ziek is.’

            ‘Ja. Stomme alzheimer.’ Ze trekt een pruillip.

            ‘Kom eens hier.’ Ik trek Lana dicht tegen me aan en voel mijn boosheid wegebben. Ze is nog maar net dertien. Ik kan het haar niet verwijten dat ze het moeilijk heeft met alle veranderingen. De ziekte van oma, de verhuizing, een nieuwe school. In haar geval razen er dan ook nog eens puberhormonen door haar heen.

            ‘Wat als jij en ik vanmiddag, na het bezoek aan oma, gaan shoppen? Wat denk je, is dat een goed plan?’

            ‘Ja, cool mam!’ Lana springt overeind, geeft me een kus die ergens half in mijn haar verdwijnt en rent dan naar haar kamer.

            Ik zucht. Eerlijk gezegd heb ik er geen idee van hoe ik vandaag een bezoek aan mijn moeder en een uitstap met mijn dochter moet combineren. Ik reik naar de pijnstillers op mijn nachttafel, druk er twee uit de strip en slik die met een stevige slok water door.

*

Lana huppelt een stukje voor ons uit en komt als eerste bij oma aan. Sinds het nieuws over ons shoppinguitje is ze weer haar vrolijke zelf. Eigenlijk schippert ze nog heel erg tussen kind en puber. Dat is totaal anders dan haar broer, die achter ons aan sjokt. Liam lijkt wel vergroeid met zijn telefoon wanneer hij niet voor de computer zit.

            Wanneer ik de kamer van mijn moeder binnenkom, zie ik dat het goed mis is. Lana staart oma met afgrijzen aan.

            ‘Dag mevrouw,’ zegt mijn moeder, met haar blik op mijn dochter gericht. Zo te zien is dat de reden waarom Lana oma zo geschrokken aanstaart. Dit kon er nog wel bij. We wisten dat dit zou gebeuren. Oma had zich eerder al in de namen vergist en ze had ook al moeite gehad om zich onze namen te herinneren, maar ons aanspreken alsof ze ons niet kent, is nog niet eerder voorgevallen. Ik begrijp dat mijn dochter in shock is en leg mijn arm stevig om haar heen.

            ‘Komen jullie voor Herr Hübner? Hij is er vandaag niet. Het spijt me. Heeft u een boodschap voor hem?’

            ‘Dag mama, ik ben je dochter, Marie. Ik heb de kinderen, Lana en Liam, meegebracht. Mijn man, Carl, is er ook bij. We komen op bezoek vandaag.’ Ik articuleer extra duidelijk en wijs naar de kinderen en mijn echtgenoot, in de hoop dat het ronddwalende puzzelstukje in haar gedachten weer op de juiste plaats valt.

            ‘Maak het dan maar kort. Ik heb nog veel werk te doen. Ik moet nog koken en de kamers schoonmaken. Herr Hübner heeft graag dat het proper is. Reinheid staat boven alles, zegt hij altijd.’

            ‘Natuurlijk, mama.’ Ik trek een stoel bij en gebaar de rest van mijn gezin om hetzelfde te doen. Van de verpleegkundigen hier heb ik geleerd om mijn moeder zo weinig mogelijk tegen te spreken. Dat maakt haar enkel maar van streek. Toch is het niet gemakkelijk als ik de reactie van mijn kinderen zie. Lana kijkt alsof ze ieder moment in tranen kan uitbarsten en Liam heeft zijn aandacht alweer op zijn telefoon gericht. Misschien is dat zijn manier om met de hele situatie om te gaan.

            Mijn man schraapt zijn keel. ‘Zo, hoe is het, Georgette?’ Hij wrijft zijn handen ongemakkelijk over elkaar.

            Mijn moeder werpt hem een spiedende blik toe en grijpt dan mijn arm vast. ‘Is hij een van ons?’ fluistert ze.

            Lana zucht luidruchtig. Ik besluit haar te negeren.

            ‘Ja, mama, dit is Carl. Weet je nog? Ik ben met hem getrouwd.’

            ‘Je kan niet voorzichtig genoeg zijn. De vijand ligt overal op de loer.’ Ze mompelt nog iets onverstaanbaars. Ik weet niet of ze begrijpt dat het veilig is, want ze houdt mijn man nog steeds nauwlettend in de gaten.

            ‘Wat heb je deze ochtend gegeten, mama?’ Ik probeer haar af te leiden, want te veel spanning is niet goed voor haar.

            Plots draait ze zich met een ruk om naar Liam. Met haar puntige wijsvinger wijst ze hem aan. ‘Is dat de nieuwe dienstjongen?’

            Dan gebeuren er veel dingen tegelijkertijd. Lana springt op en rent huilend naar buiten, Liam stamelt een verbaasde ‘wat’ en mijn man klikt afkeurend met zijn tong.

            ‘Zie je wel dat dit geen plek meer is voor de kinderen,’ sist hij me toe voordat hij onze dochter achterna gaat. Ook Liam staat langzaam op en wandelt naar buiten. ‘Dag oma.’ Hij kijkt haar zelfs niet meer aan. Verweesd blijf ik achter bij mijn moeder. Is het nu zo verkeerd om onze familie samen te willen houden? Mama is zich van geen kwaad bewust. Ze komt dichter tegen me aan leunen.

            ‘Gisteren was Herr Hübner goedgeluimd. De Duitsers hebben nieuwe invallen gepland.’

            Ze kijkt zelfvoldaan, alsof ze uiterst tevreden is met dat nieuws. Ik schuifel ongemakkelijk heen en weer en ben blij dat we alleen op haar kamer zitten. Vroeger heeft mijn moeder nooit over de oorlog willen praten, maar nu begrijp ik pas echt waarom. Ik probeer mama nog een paar keer naar het heden te krijgen, maar ze reageert afwijzend en de laatste keren antwoordt ze zelfs niet meer op mijn vragen.

            Plots hoor ik haar zachtjes hummen. Aan het ritme te horen lijkt het wel een marsliedje. Ze is blijkbaar helemaal teruggekatapulteerd naar het verleden. Het is beter dat ik haar met rust laat, nu ze in haar eigen wereldje vertoeft.

            Ik sta op en maak me klaar om te vertrekken. ‘Mama, ik kom volgende week terug, oké?’ Of dat nog met de kinderen en Carl zal zijn, laat ik in het midden.

            Mijn moeder reageert niet en neuriet onophoudelijk verder. Ik druk een kus op haar wang en ga dan stilletjes naar buiten.

            ‘Marie?’

            De roep van mijn moeder verbaast me. Ik draai me om. ‘Ja, mama?’

            ‘Vergeet de kinderen niet, Marie, vergeet de kinderen niet.’ Ze bekrachtigt haar uitspraak met een opgeheven vinger, alsof ik mijn les goed moet worden ingeprent.

            Ik slik de brok in mijn keel door en knik. ‘Ja, mama, ik breng Lana en Liam zeker mee.’ Zachtjes sluit ik de deur van haar kamer en ik laat mijn tranen de vrije loop. Ik begrijp niet waar deze plotse reactie vandaan kwam, maar het laat zien dat mijn moeder de aanwezigheid van de kinderen toch apprecieert. Het maakt het er niet gemakkelijker op, zeker nu ik straks de confrontatie met mijn man en de kinderen over dit thema moet aangaan.

            Ik check mijn telefoon en zie dat Carl me een bericht heeft gestuurd. Hij heeft de kinderen mee uit eten genomen. De naam en het adres van de eetplek ontbreken, waardoor ik het gevoel krijg dat mijn aanwezigheid niet op prijs wordt gesteld. Ook goed, ik heb toch geen honger.

*

Het huis is leeg zonder mijn man en de kinderen. Ik zou de stilte op prijs moeten stellen, maar de onrust knaagt. Ik maak me zorgen om mijn moeder en de spanningen in mijn gezin. Na tien minuten woelen op de bank besluit ik dat het niets wordt met mijn geplande dutje. In plaats daarvan begeef ik mij naar de bovenste verdieping. Sinds we hier in het huis van mijn moeder zijn komen wonen, een halfjaar geleden intussen, hebben we de hele woonst opgeknapt, behalve de zolder. Daar staan de oude spullen van mijn moeder, een combinatie van de meubelen die beneden stonden waarvan we geen afscheid wilden nemen en de collectie die ze zelf in de loop der tijd heeft verzameld en die ze hier al opgeslagen had.

            Ik trek het trapluik naar beneden en word meteen begroet door een stofwolk. Het is de hoogste tijd om hier aan de slag te gaan. De illusie dat mijn moeder ooit nog naar huis komt, is daarnet helemaal aan diggelen geslagen. Gewapend met stofdoeken en een ragebol stap ik op de krakende treden naar boven. Vroeger mocht ik hier als kind nooit komen, dus mijn klim heeft iets weg van een stiekeme sluiptocht.

            De situatie boven is nog erger dan ik had gedacht. Het is overal stoffig en de spinnenwebben dansen mee op de onverwachte tocht. Het is om moedeloos van te worden. Op hulp moet ik echter niet wachten. De kinderen wil ik hiermee niet belasten en Carl heeft een fobie voor spinnen, hoe klein ook. Hij durfde zelfs nog nooit hierboven te komen. Ik overschouw de ruimte en besluit achteraan te beginnen en zo naar voren te werken. Die tip heb ik gekregen van een van de lifestylecoaches die ik op Instagram volg. Ik adem diep in en ga dan met de ragebol stevig tekeer op de houten plafondbalken. Het regent viezigheid en ik walg ervan dat dit de plek is waar ik woon.

            Plots hoor ik iets kraken en net wanneer ik denk dat er een stuk hout naar beneden zal vallen, dwarrelen er, samen met een flink pak stof, enkele papiertjes naar beneden. Ik ga op mijn hurken zitten en neem de vergeelde blaadjes vast. Ze passen perfect in mijn handpalm. Eerst denk ik dat het gewoon wat losse krabbels zijn, maar daarna besef ik dat het tekens zijn, misschien zelfs een stukje tekst. Ik draai de blaadjes rond in de hoop iets te kunnen begrijpen van wat er staat. Terwijl ik dat doe, scheur ik per ongeluk een van de papiertjes. Ze lijken me echt wel oud te zijn. Misschien heb ik hier een grandioze vondst gedaan? Je hoort toch wel vaker dat iemand een boek vindt op zolder en dan blijkt dat plots een eeuwenoud manuscript te zijn? Voorzichtig neem ik de velletjes mee naar beneden. Mijn collega geschiedenis op school, Nico, weet vast wel wat hij hiermee moet.

*

‘Waar heb je die gevonden?’ Nico zet grote ogen op wanneer ik hem de blaadjes toon.

            ‘Die zaten in het plafond op zolder verborgen.’

            Hij zet zijn bril op en bestudeert de papiertjes nauwkeurig. ‘Mag ik er een foto van maken?’

            Ik knik.

            ‘Ken je de voorgeschiedenis van het huis? Dit lijkt me toch wel heel bijzonder te zijn.’

            ‘Het is mijn ouderlijk huis. Mijn moeder heeft er zelf nog als kind gewoond. Meer informatie heb ik niet. Nu woon ik er met mijn gezin.’

            ‘Kun je me de namen van je grootouders geven? En van je moeder?’ Nico haalt zijn telefoon boven.

            ‘Hoezo?’ Ik begrijp niet waarop hij doelt.

            ‘Ik wil even in het archief duiken. Waarschijnlijk zijn we iets op het spoor, maar ik wil het eerst nagaan voordat ik me aan grote uitspraken waag.’

            Mijn hart bonkt in mijn keel. Grote uitspraken? Een waardevol manuscript vormen deze papiertjes niet, maar misschien staat er een boodschap in een geheime code op. Ik begrijp echter niet wat dit met mijn familie te maken heeft. Toch dicteer ik hem de namen van mijn ouders en grootouders en hij noteert ze in zijn telefoon.

            ‘Ik hou je op de hoogte, oké?’

            ‘Ja, dank je wel, Nico.’

*

‘Dag mama!’ Ik duw de deur open en zie mijn moeder bij het raam zitten. Ze staart voor zich uit, zoals ze de laatste tijd wel vaker doet.

            ‘Ik heb bloemen voor je meegebracht.’ Ik breng de rozen tot vlak voor haar gezicht.

            Mijn moeder haalt haar neus op. ‘Ze stinken.’

            Ik doe alsof haar opmerking me niet kwetst en ga in de kast op zoek naar een vaas.

            ‘Wat heb je vandaag gedaan, mama?’

            ‘Pff, kind, er is hier nooit iets te doen. Ik zit hier maar te zitten.’

            Mijn moeder heeft duidelijk een negatieve bui vandaag. Ik zoek naar manieren om haar op te vrolijken. ‘Maar ik ben er nu, mama. Zullen we…’

            Een zacht klopje op de deur onderbreekt me. Een zorgkundige steekt haar hoofd om de deur. ‘Mevrouw van Droogenbroeck? Ik ga u meenemen naar de kapster. Is dat goed? O, u heeft bezoek.’

            Ik gebaar dat de zorgkundige mag binnenkomen. ‘Neemt u haar vooral mee. Ze geniet zo van haar kappersbezoek.’ Ik geef mijn moeder een kus op haar wang. ‘Ik kom snel terug.’

            Met een onhandige beweging grijpt ze de kraag van mijn blouse vast. Ze kijkt me recht in de ogen aan. ‘De kinderen,’ brengt ze moeilijk uit.

            ‘Lana en Liam konden niet meekomen, mama.’ Ik kijk haar meelevend aan. Het spijt me dat ze hen mist. De volgende keer moet ik toch nog eens aandringen bij de kinderen. Het is duidelijk dat ze hun aanwezigheid wel op prijs stelt, ook al drukt ze zich ongewild onhandig uit.

            ‘De kinderen. De zolder.’ Haar blik is gejaagd, alsof ze bang is voor iets. Ik probeer te vatten wat ze me wil zeggen. Dan gaat er een lichtje bij me branden.

            ‘Nee, mama, de kinderen mogen inderdaad niet op de zolder.’ Waarschijnlijk ziet ze zichzelf nu als moeder die haar kinderen moet beschermen voor de onveilige trap in huis. Wat is alzheimer toch een rotziekte.

            Ze houdt mijn hand vast, maar ik wrik me langzaam los. ‘Tot volgende week mama, ik zie je graag.’

*

‘Marie, wacht eens even? Ik heb een nieuwtje dat jou wel zal interesseren.’

            Er gaat een rilling door me heen wanneer ik Nico mijn naam hoor roepen.

            ‘De tekens zijn Hebreeuws. Ik dacht dit eerlijk gezegd al, maar een bevriende archivaris kon dit bevestigen. Bovendien wist hij me te vertellen dat dit namen waren. Eerlijk gezegd had ik al zo’n vermoeden nadat je me de vindplaats had verteld. Daarom vroeg ik je ook om de namen van je moeder en je grootouders. De archivaris en ik hebben de archieven doorzocht en uiteindelijk hebben we dit artikeltje gevonden.’

            Hij schuift me een kopie toe. Mijn aandacht wordt automatisch getrokken door een geel gemarkeerde passage. Mijn ogen glijden over de zinnen: de familie van Droogenbroeck… Joodse kinderen… levens gered… spionnenwerk.

            Ik kan de aard van deze woorden nauwelijks vatten en kijk Nico vragend aan.

            ‘Je moeder was een heldin, Marie. Ze speelde een belangrijke dubbelrol en redde zo het leven van tientallen kinderen.’

            Mijn mond valt open van verbazing. Mijn moeder, een heldin? Ik kan het haast niet geloven. Dan wordt me plots nog iets duidelijk. Mama’s huidige fixatie op de kinderen. Ze bedoelde niet Lana en Liam, zoals ik eerder dacht. De tranen wellen in me op als ik bedenk wat voor een dappere vrouw mama is geweest.

            ‘Mag ik dit artikel meenemen?’

            ‘Natuurlijk. Gaat het?’

            Met een licht hoofdknikje geef ik te kennen dat ik me oké voel. Toch kan ik niet verbergen dat mijn handen trillen terwijl ik de tekst in mijn tas steek.

*

‘Lana, Liam! Komen jullie naar beneden?’

            Lana rent al vlug de trap af terwijl Liam op zijn gebruikelijke slakkengangetje naar beneden sloft.

            ‘Wat is er, mam? Het eten is toch nog niet klaar?’ Hij werpt me een verveelde blik toe. Ik heb hem vast gestoord in een of ander levensbelangrijk computerspel.

            ‘Ik wil jullie wat laten zien. Kijk eens wat er op de tafel ligt.’

            De kinderen buigen zich over het artikel en het blijft even stil.

            ‘Die familie heeft dezelfde naam als oma,’ concludeert Lana. Wanneer ze de woorden uitspreekt, realiseert ze zich waarom ik hen geroepen heb. ‘Dit… dit gaat over oma, nee?’

            Ook bij Liam dringt de waarheid door. ‘Maar waarom heeft oma het dan steeds over Herr Hübner als ze die joodse kindjes heeft geholpen?’ Liam kijkt verbaasd.

            ‘Dat maakte deel uit van het plan. Je oma moest Herr Hübner afluisteren en zo kwam ze te weten waar er een inval werd gehouden. De betrokken gezinnen werden geïnformeerd en de kinderen werden bij jullie overgrootouders ondergebracht, hier op de zolder.’

            Nog voor ik mijn zin kan afmaken, rent Lana weg. Ze is duidelijk van streek door het nieuws. Liam zegt niets, maar staart peinzend voor zich uit. Dan verschijnt mijn dochter opnieuw. Ze heeft haar jas aangetrokken.

            ‘Kom op, waar wachten jullie op?’

            ‘Wat bedoel je, lieverd?’ Ik heb er geen idee waar ze op aanstuurt.

            ‘We moeten meteen naar oma om haar te knuffelen. Wat een heldin!’